Achtergrond

The Ghana Thing:  achtergrond

In 2000 heeft Stof en Aarde een project opgestart in Ashanti-region, Ghana (West-Afrika).

De familie waarmee ik in nauw contact sta, had me bij mijn eerste bezoek in 1998 uitgestrekte wouden en gronden getoond die haar eigendom waren.
Deze mensen waren de dorpen en de daarmee gepaard gaande armoede ontvlucht en leven ondertussen al jarenlang zoals vele anderen in de suburbs van Kumasi, hoofdstad van Ashanti-region.
Ook daar gaat het in de eerste plaats om overleven, maar hun kansen zijn groter dan in de dorpen.
Eens in de grote stad, heeft werkelijk iedereen maar 1 grote wens:  in Europa of Amerika geraken om er te werken.
Ik had bij ons wat ervaring met migrantenwerking (ik had als vrijwilliger bijscholing gegeven in de Nederlandse taal aan migrantenkinderen).  Ik was ook nauw en concreet betrokken geweest in de toenmalige sans-papiers (wan)toestanden en natuurlijk merkte ik zoals iedereen de toenemende intolerantie bij mijn landgenoten t.o.v. migranten.
De combinatie van de opportuniteiten die ik als ondernemer in Ghana zag en de wantoestanden rond de illegale immigranten die ik hier zag, waren mijn uitgangspunt om daar een heel bescheiden ecologisch project uit te bouwen, met als hoofddoel de Ghanezen te motiveren om in Ghana te blijven.
Door middel van het ecologische project wou ik hen proberen aan te tonen wat hun land hen te bieden heeft, en tevens concreet bewijzen dat het mogelijk is om goed te leven in Ghana. De mensen die druk bezig waren met te dromen en te regelen om hier te geraken, zouden alsnog in Ghana kunnen blijven en zelf hun kinderen kunnen grootbrengen i.p.v. een van de vele duizenden ouders of ouderparen te worden, die van hieruit tweewekelijks opbellen en maandelijks geld opsturen, jàren aan een stuk…. Dat terwijl hun kinderen ondertussen hun hele jeugd lang maar 1 streefdoel hebben:  hereniging met hun ouders….in Europa!

Mijn werk in Ghana ben ik in de loop van de jaren op verschillende momenten als een queeste gaan beschouwen: volgens Van Dale `een onmogelijke en onuitvoerbare opdracht die men zichzelf gesteld heeft’….
Mijn oorspronkelijke plan om alvast 1 dorp op een ecologische manier (volgens de principes van de permacultuur) gezond, leefbaar en zelfbedruipend te maken, verzandde, nog voor ik maar iets kon beginnen, in een onontwarbaar administratief kluwen tussen de locale traditionele Ashanti-`wetgeving’, gedicteerd door de chiefs en de ouderen op basis van de overlevering en de raadpleging van de voorouders, en de officiële, dus gouvernementele `wetgeving’.
Dit alles omdat eensklaps bleek, dat ik niet zomaar op hun grond kon starten, maar zelf een stuk land moest leasen. Ik werd hiervoor onophoudelijk van hot naar her gestuurd en zowel de eindeloze traditionele cultuurgebonden plichtplegingen en ceremonieën die nodig waren om een stuk land te leasen en van start te gaan, als de eindeloze `wettelijke’ stappen (dus op regeringsvlak) die moesten worden gezet, kostten handenvol geld, en mateloos veel tijd en energie.

Daarnaast werd keer op keer alle geld dat heel nauwkeurig voorzien was voor zaden, voor scholing, voor transport, voor het bouwen van behuizing of een waterput enz., en dat toevertrouwd werd aan de mensen die verantwoordelijk waren, onmiddellijk na mijn vertrek deels gebruikt als `chop-money’ (dagelijks voedsel) en deels door anderen afgetroggeld … Naderhand bleek dat de zogenaamde verantwoordelijken steeds in het krijt stonden bij anderen en mijn aankomst (of mijn vertrek) opgegeven hadden als tijdstip waarop ze zich van hun schulden zouden kwijten!
Dit soort zaken en vele vele andere cultuurgebonden eigenaardigheden moest ik blijkbaar leren kennen en bovendien leren mee omgaan.
Ik moest `ervaringsgewijs’ mijn weg vinden in zowel een formeel als een informeel sociaal netwerk dat mijlenver staat van het onze.
Daarnaast moest ik me gaandeweg bekwamen in wat men `de logica van de armoede’ noemt.
Ik hoorde of las deze uitdrukking ooit, en ze is zo juist en zo veelzeggend, dat ze mijns inziens een belangrijk deel van de uitzichtsloze toestand waarin grote delen van Afrika (en de wereld) verkeren, verklaart.
Daar fysieke armoede nooit in mijn eigen leven, noch mijn leefwereld aanwezig was (althans niet op het niveau van dagelijks aan voedsel geraken om te overleven), vergt het tijd, geduld en openheid van geest om de mechanismen en vooral de gevolgen van de armoede op alle levensgebieden in te schatten, en vooral te herkennen als ze zich concreet onder je neus afspelen i.p.v. op papier of op TV.

Deze website-pagina is veel te beperkt en beperkend om een uitgebreid relaas te geven over de subtiele en minder subtiele krachten die het project sturen of net tegenhouden. Bovendien kan ik het volledige verloop van het project, de gebeurtenissen en de achtergronden hierbij niet beschrijven los van mijn eigen ontwikkeling.

Ik hoop de tijd en de energie te vinden om daar bij gelegenheid uitgebreid te kunnen over schrijven.

Maar voor nu moet ik hier dus even een grote sprong maken en in enkele krachtlijnen uitdrukken wat 10 jaar Ghana (op het moment dat ik dit schrijf, 2008) me geleerd heeft:

  • We doen alles wat we kunnen, en we mogen en zullen nooit nalaten om ook in de toekomst alles te doen wat we kunnen, maar ècht duurzame en structurele hulp is slechts mogelijk indien de wereld afstand doet van haar uitbuitende vrijemarkteconomie die Afrika zijn grondstoffen ontneemt, zijn arbeidskrachten uitbuit en het continent volpropt met afval waar ze zelf geen blijf meer mee weet.
    Dit mag ons geenszins van hulp weerhouden, want honger is vreselijk en acuut, maar politiek en politieke daden zijn echt onontbeerlijk.
  • Wat is geluk? De Ghanezen zijn volgens mij over het algemeen niet ongelukkiger dan de Belgen: ze hebben geen depressies, plegen geen zelfmoord, lachen gemakkelijk en dansen veel, hebben tijd voor elkaar, groeten elkaar, ondersteunen de familie (die heel uitgebreid is), hebben geen rusthuizen nodig en ook geen kindercrèches, want de kinderen reizen overal mee op de rug van de moeder. Ik heb het gevoel dat de Ghanezen zich gelukkiger voelen dan de Belgen, omdat hun sociale cohesie veel sterker is dan de onze.
  • Het leven in Ghana (en in Afrika) is op spiritueel vlak van een ongekende rijkdom. We mogen ons dan -in vergelijking met hen- de slimmerds en de lucky bastards voelen die het gemaakt hebben, die rijk zijn, jobs en eten en eigenlijk vanalles hebben: spiritualiteit in de zin van het ervaren van verbondenheid met alles wat er is, is iets wat we verleerd en verloren hebben, wat ons generatie na generatie steeds meer ontnomen is geworden om plaats te maken voor wetenschappelijke verklaringen en zogeheten nuchterheid en gezond verstand.  We kunnen heel veel van hen leren.

Verslagjes van ter plekke  en een oproep!

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s