De koning is dood: leve de koning

De overleden chief is een Paramount King met een aanzienlijk grondgebied onder zijn bevoegdheid en talrijke dorpen.
Deze koning is echter enkele jaren geleden verjaagd geworden om duistere redenen, maar zoals alles in Ghana, hadden ze met geld en vooral met verdwenen geld te maken.
Nu hij gestorven is, was er een ernstige twist aan de gang over waar de chief begraven zou worden: in het (hoofd)dorp waar ze hem verjaagd hebben, of in het nieuwe dorp (buiten zijn territorium dus) waar hij nà zijn verjaging verder heeft geleefd.
Daar ze in bij de Ashanti zo tuk zijn op begrafenissen, wilden ze hem allebei begraven.
De kwestie moest uiteindelijk door Otumfuo, de koning van alle Ashanti die zijn paleis in Kumasi heeft, worden beslecht.
Ik was verondersteld om op de vergadering in het paleis aanwezig te zijn.
Alle chiefs en notabelen waren er, en na ontzettend veel lawaai werd er beslist dat de koning in het oorspronkelijke dorp moest worden begraven daar hij nooit officieel door Otumfuo uit zijn ambt werd gezet.
Ziezo, kwestie opgelost dacht ik, maar toen verplaatste de discussie zich naar de plaats in het dorp waar hij zou worden begraven.
Een deel van de notabelen beweerde dat de speciale grond waar ze al eeuwenlang hun koningen begraven, volzet is en dat deze koning naar de begraafplaats voor koningen moet; het andere deel beweerde dat er wel nog plaats is op de oorspronkelijke begraafplaats voor koningen.
Na opnieuw veel lawaai en handengezwaai werd er door een afgevaardigde van Otumfuo beslist om een onafhankelijk deskundige naar die plaats te sturen die zou moeten vaststellen of er al dan niet nog plaats is.
De dooie koning bleef dus voorlopig in de frigo à rato van zo’n 4 à 5 euro per dag en om de deskundige te betalen moesten ze ca. 80 euro ophoesten, beide partijen elk 40 euro.
Peanuts kunt u denken, maar ik spreek dus over afgelegen dorpjes, waar armoede en ziekte heersen en waar er geen geld is om de kinderen naar school te sturen, als er al een basisschooltje is. (lees hiervoor ….. op de site.

Het voorstel van ‘obrunie’ (de blanke)
Ik vond dit pure geldverspilling, maar in al die jaren dat ik er kom, heb ik moeten leren om over tradities niet te oordelen omdat we ze toch nooit ten gronde kunnen begrijpen en dus ook de volle impact ervan niet kunnen inschatten.
Maar om een heel lang verhaal kort te maken: na onderzoek ter plekke heeft de deskundige formeel vastgesteld dat de begraafplaats inderdaad vol is.
Case closed zou je dan denken.
Maar in Ghana staat ‘formeel’ nooit los van ‘informeel’.  En het informele heet ‘bribe’ of smeergeld.
Dit gaat heel ver.  Enkel met smeergeld kan je je medisch dossier opvragen in het ziekenhuis; om te ‘mogen’ je openstaande schuld te betalen aan de electriciteitsmaatschappij, moet je eerst de handen smeren van de man die de gelden ontvangt.  Dit zijn slechts enkele recent meegemaakte voorbeelden.
Het steekpenningensysteem   is een heel ernstige ziekte die menig waardevolle poging om het land op sociaal-economisch vlak op een hoger niveau te tillen, onderuit haalt.
‘Bribe’ bestrijden was één van de beleidsprioriteiten van de huidige regering, nu 8 jaar aan zet met president Kufuor.  Een goedbedoelend en eerlijk man, maar veel is er niet veranderd: steekpenningen houden zowel de kleine wetsovertreders uit de gevangenis als de grote fraudeurs in topfuncties.
Er zijn enkele generaties nodig om dit systeem te laten uitdoven want het is een levenshouding en een manier om geld te verdienen.   Zelfs welvaart voor iedereen zou niet voldoende zijn, gezien het slechts mensen zijn met een job en op zijn minst enige autoriteit die van het systeem kunnen genieten.

Maar terug naar onze dooie koning.
Na de vaststelling door de deskundige zijn er nog meerdere vergaderingen gevoerd –  één vergadering duurt gemakkelijk een volle dag-   maar ik ben er niet meer naartoe geweest.
Mijn broer*, Nana, de ‘second king’** van het gebied en samen met zijn (en mijn!)kreupele broer Joe, eigenaar van het familiehuis in Tanoso, verzond op eigen intitiatief steeds een andere smoes om mijn afwezigheid goed te praten.

Twee dagen voor mijn vertrek uit Kumasi, zijn enkele afgezanten uit het dorp mij komen opzoeken om te vragen naar mijn contributie voor de begrafenis
Bij de Ashanti is een contributie voor een begrafenis niet iets vrijblijvend dat je wel of niet doet naar eigen goeddunken.
De kosten die met de begrafenis te maken hebben zijn de volgende: eten en drinken voor iedereen; stoelen en tenten en muziekinstallatie huren; fotograaf en cameraman(video); het paleis opknappen (in dit geval heropbouwen); een sjieke doodskist; auto’s voor het vervoer van de kist en de notabelen; een praalgraf; de koelkastkosten en de verzorging en opmaak van het lijk; tientallen meters stof voor de versiering van het paleis waar de overledene zal opgebaard liggen, enz…
Ik heb hen gevraagd naar hun verwachtingen omtrent mijn contributie (dit was een riskante vraag!) en ze hebben geantwoord dat er voor iedereen food en drinks nodig waren op de begrafenis en dat ik vrij was om zelf te bepalen hoeveel ik bijdroeg.
Geduldig heb ik hen uitgelegd dat ik de eindeloze twisten en de daarmee gepaard gaande kosten niet begreep en aldus niet kon goedkeuren.
Vervolgens heb ik hen duidelijk gemaakt dat ik niet kon bijdragen in geld, omdat ik tot op heden – gezien de koning nog steeds in de frigo lag -geen overzicht kon krijgen over de manier waarop het geld besteed zou worden.  En dat noch mijn cultuur (!), noch mijn stichting het me toelaten om twisten te financieren.
Daarna heb ik voorgesteld om een koe te kopen, die zou worden geslacht en klaargemaakt in de week van begrafenis zodat het hele dorp ervan kon eten.  Dit vonden ze heel goed, ze dankten me en vertrokken.
De liefste koe van de wereld
De dag erna ben ik ’s morgens vroeg met Mohammed, the ‘Butcher’ en Nana naar een afgelegen plaats buiten Kumasi gereisd, waar het slachthuis is en daarbij horend een koeienmarkt waar minstens 100 koehandelaars samenkomen.
We konden daar slechts dankzij Butcher binnen geraken: een hele geïsoleerde ruwe wereld, waar men zelfs een eigen taal spreekt die daarbuiten niet verstaanbaar is, zelfs niet door Nana, die zowat alle Ghanese talen spreekt of op zijn minst begrijpt.
Je moest ook heel erg op je hoede zijn tussen al die koeien, want voortdurend waren er koeien die zich lanceerden en op je af kwamen gestormd, al dan niet opgepookt door de koejongens (cowboys?).

Ik heb er de mooiste en liefste stier van de wereld uitgepikt.
De koejongens vonden dat ik een goede keuze gemaakt had en ze begonnen al meteen met ‘jokes’ uit te halen met mijn koe om me zogezegd te plezieren: schoppen en slaan met een stok teneinde het dier uitzinnig op de loop te drijven. Ze begrepen helemaal niet dat ik wou dat ze mijn koe met rust lieten en ze stopten maar niet met het dier te pijnigen, te slaan en op te jutten.
Ik leed.  Mijn halve leven al eet ik geen vlees, oorspronkelijk vanuit de motivatie dat er geen dieren moeten sterven voor mijn voedsel.  (De gevolgen voor mijn ecologische voetafdruk en de positieve gezondheidsaspecten kwamen pas later tot mijn bewustzijn).
De stap die ik hier zette, zo’n mooi groot dier kopen voor consumptie, had samen met de ‘jokes’ en de verzengende hitte iets hallucinant.
Alleen: ook dit was werkelijkheid!
Ik zocht een spietje schaduw en vermande me door – voor zover ik ertoe in staat was – alles op een rijtje te zetten:  de koe betekende een maaltijd voor zeer velen en de koe leek me tevens de beste garantie dat het besteedde geld (400 euro) niet zou worden verspild aan frigo’s en aan twisten.  Wat kost een koelkast niet aan energie in de tropen?   De koe gaf me ook de zekerheid dat mijn contributie niet in de zakken van enkelen zou verdwijnen.
Terug uit de schaduw, stapte ik naar mijn koe, haar kwellers en mijn gezelschap toe, ging er naast staan, een beschermende arm op zijn stierenrug en zei toen dat de ‘jokes’ moesten stoppen want dat ze daardoor de kwaliteit van het vlees naar beneden haalden.  Dat iedere keer dat de koe pijn had of schrok en zich moest verweren, zijn vlees taaier werd en een langere kooktijd nodig had.
Mijn uitleg ging steeds zin per zin in het Engels naar mijn broer, die zin per zin in Twi vertaalde naar Butcher toe, die het Twi op zijn beurt in het unieke koeientaaltje omzette.  Plots zag ik dat ik aandacht van Butcher gewekt had: dat was iets wat hij niet wist en waar hij ook nog nooit aan gedacht had.  Hij was beenhouwer en had er alle belang bij mals vlees van goede kwaliteit te verkopen.
Laat de hoop die ik koester dat dit weetje daar de ronde zal doen en dat hiermee het dierenleed wat mag verminderen, niet ijdel zijn!
In de namiddag kwam ik thuis met een taxi – een stationwagen- met een aan poten en hoorns gebonden stier achterin!
De koe- de sequelIk zou de koe rechtstreeks naar Abodom moeten gebracht hebben, maar gezien het mijn laatste dag was in Kumasi, had ik ’s avonds nog een laatste grote meeting in het huis en ook nog talrijke zaken te regelen.
De koe naar Abodom brengen zou me tot ’s avonds laat in beslag genomen hebben.  In de dorpen wip je nl. niet zomaar even binnen, ook niet met een koe en je nakend vertrek of een andere goede reden: alle notabelen moeten worden bijeengeroepen (zij zitten meestal verspreid op hun farms), er moet eerst ‘libation’ worden gegoten (een plengoffer ter ere van de voorouders), en dan moet je je missie vertellen (de reden waarom je daar bent).
‘Ik kom jullie de koe brengen’ is niet voldoende om je missie duidelijk te maken.  Je moet je informatie inkleden, en het hele verhaal brengen minstens vanaf het moment dat je vernomen hebt dat de koning dood is, plus ook je eigen verhaal erin betrekken.  Zij antwoorden dan ook met het vertellen en herhalen van hun en jouw historie.  Er is steeds een linguïst bij (brengt de woorden over van de spreker naar de chief en omgekeerd) daarnaast vertaalt  mijn broer, Nana alles voor mij en voor hen.  Voor een eenvoudig gesprek, waar bovendien meestal essentiële zaken omzeild worden, –  hun cultuur staat hen nl. niet toe om van a naar b te gaan- heb je werkelijk uren de tijd nodig.
Nadien moet je dan nog de familieleden in het dorp bezoeken en geld geven.
Die tijd restte me niet meer en de afspraak was dat Nana die ‘the second king’* is na mijn vertrek de koe zou brengen. 

Een paar dagen geleden heb ik bericht ontvangen dat ze de koe weigeren in ontvangst te nemen in het dorp en wel om de volgende 2 redenen:
er zal een man sterven als ze de koe aannemen en ze zullen de koe niet in gelijke delen kunnen verdelen onder de bevolking, wat zal uitmonden in ruzie.Dat van die man die zou sterven heb ik nog nooit gehoord.
In tegendeel, toen Oldman  zo’n  5 jaar geleden stierf, is er ook een koe geschonken geweest voor zijn begrafenis.
Tenzij het taboe enkel geldt voor koningen natuurlijk, dat weet ik niet.
Dat ze de koe niet kunnen verdelen is onzin.
In Ghana brandt men na het slachten de huid van het dier, zodat het letterlijk met huid en al wordt gegeten, kleine botjes en kraakbeen incluis.  Men snijdt het gedode dier in stukjes, ongeacht het soort vlees.  Het versnijden is dus niet gestructureerd zoals bij ons dat je entrecotes en stoofvlees en biefstukken en wat weet ik nog allemaal bekomt.   Er wordt ‘soup’ klaargemaakt met het vlees en groenten en er wordt fufuo gestampt waar de ‘soup’ wordt overgegoten.
Op begrafenissen zie je ook dikwijls dat ze kebab-stokjes roosteren met vlees.
Kortom, de verdeling van het vlees kan geen probleem zijn: iedereen die naar de begrafenis komt wordt verondersteld om iets te eten te krijgen.  Al is het maar omdat iedereen verondersteld wordt om een contributie te doen.

Wordt vervolgd.

* in Ghana zijn we allemaal familie van mekaar!
**Nana komt uit een familie van ‘second kings’.  Het is niet zo dat hij naar aanleiding van de dood van de king (first) king wordt, want een (first) king komt dan weer uit een familie van (first) kings.

 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s